Bovengisting wordt ook wel hoge gisting genoemd. Het gistingsproces van het bier vindt plaats bij een relatief hoge temperatuur van 12 tot 35 graden Celsius. Tijdens dit proces blijft de gist bovenop het brouwsel drijven. Dit verklaart ook de naam bovengisting.
Bij de bovengisting van bier blijft de gist drijven en is er meer mogelijk om te variëren met smaken en toevoegingen. Het bier wordt hier door complexer van smaak. Vooral door tijdens het mouten van de gerst te variëren met de temperaturen kunnen er bij bier diverse smaken ontstaan. Met verschillende soorten gist en hop is de smaak ook makkelijk te beïnvloeden. Ook toevoegingen zijn prima smaakveranderaars. Toevoegingen zijn bv suikers, koriander, anijs, sinasappel schillen etc.
Vóór de ontwikkeling van de ondergisting was bovengisting het gebruikelijke proces. In België en Engeland wordt bier nog steeds vaak gebrouwen met bovengisting, al worden ook hier tegenwoordig veel ondergistende pilseners of lagers gedronken én gebrouwen. Met het succes van de opmars van kleine brouwerijen in Nederland zijn steeds meer bieren in Nederland van hoge gisting.
Het gistingsproces duiden we dus aan afhanhelijk van de temperatuur waarop vergist wordt. Gistsoorten worden ook aangeduid met boven- of ondergist. Een gist dat goed werkt bij warme temperaturen (meestal tussen de 16 en 24 graden Celsius) noemen we een bovengist. Een gist welke goed werkt bij lagere temperaturen (meestal tussen de 7 en 14 graden Celsius) noemen we een ondergist.