Bierbrouwerij de Lelie

Achtergrond informatie

Brouwerij de Lelie was een stoombrouwerij met Antoon Barten (1817-1890) en en later nog zoon Jacobus (1856-1929) als brouwers.

Antoon had de brouwerij in 1860 overgenomen van de familie Huijbers die de brouwerij drie generatie in bezit had. Evert Huijbers had in 1711 een huis, schuur en brouwerij gekocht. Na de dood van Evert Huijbers in 1715, gedood door een kogel uit een geweer dat hij aan het schoonmaken was, kocht zoon Gerrit na diverse familiekwesties later voor 2.166 gulden de brouwerij inclusief woning in 1753 terug.
Antoon Barten woonde met zijn gezin in bij zijn schoonvader Gradus Huijbers. Na diens dood werd hij in 1853 hoofdbewoner. Waarom zijn zwagers de brouwerij niet overnamen is niet duidelijk. Als op 8 augustus 1860 de nalatenschap verdeeld wordt kreeg Antoon de brouwerij met huis, erf, schuur en het nodige land toegewezen voor 5.950 gulden. De mout kwam uit Swalmen en de hop uit het Belgische Poperinge. Het brouwwater kwam een diepe put, heel fijn zacht water.

Compagnonschap

Jacobus, de latere brouwer, was ook lid van de gemeenteraad, een van de notabelen van Beurgen dus. Dit brouwen werd gecombineerd met het landbouwbedrijf. In 1921 werd Jacobus Barten compagnon van Frans Toonen bij Cevelum uit Cuijk en sloot kort hierna, na een overname, haar poorten en zetten samen de Cuijkse brouwerij voort.